Vraag:
Ik las pas Leviticus 26 over zegen en vloek. Ik vroeg me af hoe wij daar als tegenwoordige gelovigen zoveel eeuwen later naar moeten kijken. Er staat nogal wat. Het “Als jullie… dan zal Ik…”, is dat ooit ergens in de bijbel herroepen? Je leest hier een rechtstreeks verband tussen het houden van Zijn geboden en de gevolgen. Hoe is dat voor ons? En is er een verband tussen onze ongelovige, zondige en godslasterlijke samenleving en de crises die we meemaken? Kun je dat zien als een straf van God?
Reactie:
Het is indrukwekkend als je in Leviticus 26 leest welke straffen er op goddeloosheid, onrecht en zonden staan. God laat niet met zich spotten. De mensen die niet naar zijn wetten leven, zullen daarvoor gestraft worden. Daarbij is die straf bedoeld om mensen tot inkeer te brengen (vers 41).
Je bent geneigd om – als je om je heen oorlogen, uitputting van de aarde, lijden en zinloosheid ziet – je af te vragen of wij vandaag onder zo’n goddelijke straf leven.
Het antwoord is: Ja. Er is een sterk verband tussen goddeloosheid en onrecht van de mensen en problemen in de wereld. Veel grote problemen op aarde zijn direct of indirect te herleiden tot menselijke fouten, hoogmoed of onrechtvaardigheid. De waarschuwing van God geldt nog steeds: wie zich niet aan zijn Woord houdt, zal de gevolgen daarvan ondervinden. Als mensen zich niet voor Hem verootmoedigen, zal het oordeel alleen maar doorgaan. Dit is in het Nieuwe Testament niet anders (zie bijvoorbeeld 2 Korintiërs 5:10 over individuele zonden en 2 Petrus 3:7 over het kwaad in de wereld als geheel).
Je kunt niet altijd direct een verband tussen zonden en problemen aanwijzen. Ook in de Bijbel worden zonden niet altijd direct bestraft. Denk aan de aan de vertwijfelde vraag in Psalm 73: Waarom gaat het met de goddelozen zo goed en met de rechtvaardigen zo slecht? Denk ook aan Job, die veel rampen meemaakte en daar niets van begreep omdat hij rechtvaardig leefde.
Er is wel verschil tussen de tijd van Leviticus en onze tijd. Om welke geboden gaat het? In Leviticus gaat het over alle wetten die in dat bijbelboek zijn beschreven: offerwetten, wetten over de feesten, sociale en hygiënische wetten. Die wetten gelden niet meer op dezelfde manier voor ons. De komst van Jezus Christus heeft veel veranderd. Hij heeft de wet vervuld en de straf op de zonde gedragen. Sinds de uitstorting van zijn Geest is het volk van God niet meer beperkt tot één volk, maar wordt het gevormd door de gelovigen uit alle volken. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt dit beschreven in artikel 25. Daar wordt onder andere verwezen naar Matteüs 5:17 (Ik ben niet gekomen om de Wet en de Profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen); Romeinen 10:4 (De wet vindt zijn doel in Christus, zodat ieder die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard); Galaten 3:25 (Nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht van de wet). Niet alle bepalingen van de wet gelden meer voor ons (zie ook Handelingen 5:19; Romeinen 14:5; Galaten 5:13). Tegelijk blijft staan dat God vraagt om geloof in Jezus Christus, om liefde voor God en mensen, om bekering van afgoderij en egoïsme en om een goede omgang met elkaar en met de schepping.
Kortom: Ja, goddeloosheid en zonden roepen Gods oordeel op, ook vandaag. Dat raakt ons ook persoonlijk: wij doen mee met de uitbuiting van de schepping, met het in stand houden van onrecht, met het buitensluiten van mensen, met het dienen van afgoden als rijkdom, genot, macht en seks. God laat dat zeker niet ongestraft. Als je de gevolgen ervan ondervindt, is dat een reden om je te bekeren. Maar belangrijker: breng je zonden bij de Heer Jezus Christus en vraag om vergeving. Want Hij heeft het oordeel van God over onze zonden gedragen en ons daarmee bevrijdt van de straf.
Er is nog veel meer over te zeggen, maar ik laat het eerst hierbij.